Anatomie van het paard.
_iDj_ Heeft onderzoek gedaan naar de anatomie van het paard.
Om een paard correct te rijden, is het van belang dat je weet hoe een paard (ongeveer) in elkaar zit. De belangrijkste structuren die ik bespreek, zijn het skelet (botten) en de spieren.
Om een paard correct te rijden, is het van belang dat je weet hoe een paard (ongeveer) in elkaar zit. De belangrijkste structuren die ik bespreek, zijn het skelet (botten) en de spieren.
Het skelet
Het skelet bestaat uit heel veel (±252) botten, die ervoor zorgen dat het paard niet als een pudding in elkaar zakt. Botten zijn dus belangrijk om het lichaam structuur te geven en ook om organen (zoals bijvoorbeeld longen en hart) te beschermen. Doordat allerlei losse botten met elkaar verbonden zijn, is beweging mogelijk (anders had je een onbeweegbaar paard van beton gehad).
Spieren zorgen ervoor dat botten bewogen worden. De vorm van de botten en de
manier waarop ze aan elkaar vast zitten, bepalen hoe en in hoeverre de botten
ten opzichte van elkaar kunnen bewegen. Botten die langs elkaar "schuren" zonder
dat er stootkussens tussen zitten (bv kraakbeen of gewrichtsvloeistof), zorgen
voor pijn en slijtage.
Als je bijvoorbeeld kijkt naar de wervels (botten van de wervelkolom/ruggengraat) en ribben, dan zijn deze botten heel verschillend van
vorm.
De wervels (=vertebrale) hebben verschillende namen die
afgeleid zijn van hun locatie in het lichaam. Door de vorm van deze botten, is
beperkte beweging mogelijk
Halswervels: De stand van de gewrichtsvlakjes waarmee de halswervels onderling met elkaar zijn verbonden, is vrij vlak. Daardoor bestaan in dit gedeelte van de wervelkolom de meeste bewegingsmogelijkheden. De eerste twee halswervels (atlas (C1) en draaier (C2)) zorgen voor de bewegelijkheid van het hoofd. Dit zijn vrij ronde botten, waardoor veel beweging mogelijk is en in verschillende richtingen (ook draaien). Hoger in de nek (C3 t/m C5) meer rotatie(draai)mogelijkheid. Lager in de nek (C5 t/m C7) is er meer beweging naar lateraal (zijwaarts) mogelijk. Borstwervels: De borstwervels verbinden de ribben en hebben hoge uitsteeksels omhoog (schoft). Daardoor is tussen deze borstwervels weinig beweging mogelijk omhoog-omlaag. Doordat ze tussen de schouderbladen zitten, is er ook nagenoeg geen beweging links-rechts mogelijk. Lendenen: De lendenwervels hebben brede uitsteeksels naar de zijkant, waardoor weinig links-recht beweging mogelijk is. Heiligbeen: De kruiswervels zijn vergroeid tot één bot: het heiligbeen/kruisbeen. Daar zit dus nagenoeg geen beweging in. Staartwervels: Net zoals halswervels, zeer bewegelijk. |
Tussen de botten in liggen gewrichten, die scharnierende beweging
tussen de botten mogelijk maakt zonder dat de botten elkaar raken en direct
slijten/pijn veroorzaken. In de wervelkolom zijn de gewrichten vrij vlak
waardoor er relatief weinig beweging mogelijk is, de gewrichten in de ledematen
(benen) zijn daarentegen veel bewegelijker. Om een beetje een idee te krijgen
van de bewegingsrichtingen in de voor- en achterbenen van een paard, kan je
kijken naar die van de mens (let op: niet overal hetzelfde)
De gewrichten in het achterbeen, van boven naar beneden: · SI-gewricht (tussen wervelkolom (wit) en bekken (rood)) · Heupgewricht (tussen bekken (rood) en dijbeen (blauw)) · Kniegewricht (tussen dijbeen (blauw) en scheenbeen (groen)) · Spronggewricht (oranje; tussen scheenbeen (groen) en pijp (lila)) · Kootgewricht (tussen pijp (lila) en kootbeen (bovenste lichtblauwe botje)) · Kroongewricht (tussen kootbeen (bovenste) en kroonbeen (middelste lichtblauw)) · Hoefgewricht (tussen kroonbeen (middelste) en hoefbeen (onderste lichtblauw; in hoef)) |
|
Gewichtsverdeling
Van nature draagt een paard ongeveer 60% van zijn totale
gewicht op de voorhand en 40% op de achterhand. Zo is het paardenlichaam
geneigd om automatisch naar voren te bewegen, wat energie bespaart tijdens het
grazen.
Omdat je als ruiter vrij dicht boven de voorbenen van het paard zit, heeft een paard de neiging om het gewicht van de ruiter op de voorbenen te dragen. Dit extra gewicht kan voor (extra) slijtage van de botten en gewrichten van de voorhand zorgen. In de dressuur probeert men daarom het gewicht van ruiter en paard beter te verdelen over voor- en achterbenen.
Omdat je als ruiter vrij dicht boven de voorbenen van het paard zit, heeft een paard de neiging om het gewicht van de ruiter op de voorbenen te dragen. Dit extra gewicht kan voor (extra) slijtage van de botten en gewrichten van de voorhand zorgen. In de dressuur probeert men daarom het gewicht van ruiter en paard beter te verdelen over voor- en achterbenen.
Naast de slijtage in de voorhand, kan de rug van het paard ook lijden onder het extra gewicht van een ruiter op zijn rug. Doordat een ruiter op de rug van het paard gaat zitten, wordt de rug naar beneden geduwd (hol). Als de spieren van een paard dit niet opvangen, kunnen wervels tegen elkaar aankomen. Dit is uiteraard pijnlijk voor het paard. De wervels zullen bij een gezond paard in eerste instantie slechts naar elkaar toe bewegen zonder elkaar te raken. Maar wanneer een paard langdurig met een holle rug gereden wordt, kan dit leiden tot de zogenoemde kissing spines (“kussende wervels”).
|
Het heup- en kniegewricht zijn belangrijke gewrichten bij het ondertreden van het achterbeen. Ze worden door grote en sterke spiergroepen bediend. Het meer "hoeken" van het achterbeen zorgt ervoor dat de achterhand meer onder de buik gebracht wordt (botten komen minder recht op elkaar te staan en het achterbeen komt meer onder de buik van het paard). Door deze buiging in de achterhand kan het achterbeen meer gewicht dragen.
Spieren
Om ervoor te zorgen dat botten op de goede plaats blijven
staan en dat een paard ook kan bewegen (botten kunnen niet uit zichzelf bewegen), heeft een paard spieren en pezen. Een spier kan zich korter (spannen) en langer (ontspannen) maken. Door de plekken waar de spier (via een pees) vast zit aan een bot, zorgt aanspannen en ontspannen voor een bepaalde beweging. Voor alle bewegingen van het skelet zijn spieren en pezen nodig. Om één been op te tillen, worden tal van spieren gebruikt, waardoor allerlei gewrichten in de benen in een bepaalde hoek gezet worden.
Om te kunnen aanspannen, hebben spieren brandstof uit het bloed nodig (o.a. zuurstof en glucose). Net zoals bij een automotor komen daar "uitlaatgassen" bij vrij. Spieren geven die afvalstoffen (o.a. melkzuur) af aan het bloed. Als afvalstoffen (te veel) ophopen, krijgt een paard spierpijn en beschadigen spieren. In eerste instantie heeft de spier dan minder kracht. Echter spieren kunnen zich goed herstellen en repareren zich zodanig, dat de spier sterker wordt na spierschade. Uiteraard hebben de spieren wel even tijd (en
voedingsstoffen) nodig om zich te herstellen.
Door training zal een paard dus gespierder worden op de plekken van de spieren die hij vaak gebruikt. Maar het blijft wel belangrijk om tijdens de training rustpauzes in te lassen (niet de hele tijd in dezelfde houding te trainen) om spieren niet te overbelasten, zodat ze (af)scheuren.
staan en dat een paard ook kan bewegen (botten kunnen niet uit zichzelf bewegen), heeft een paard spieren en pezen. Een spier kan zich korter (spannen) en langer (ontspannen) maken. Door de plekken waar de spier (via een pees) vast zit aan een bot, zorgt aanspannen en ontspannen voor een bepaalde beweging. Voor alle bewegingen van het skelet zijn spieren en pezen nodig. Om één been op te tillen, worden tal van spieren gebruikt, waardoor allerlei gewrichten in de benen in een bepaalde hoek gezet worden.
Om te kunnen aanspannen, hebben spieren brandstof uit het bloed nodig (o.a. zuurstof en glucose). Net zoals bij een automotor komen daar "uitlaatgassen" bij vrij. Spieren geven die afvalstoffen (o.a. melkzuur) af aan het bloed. Als afvalstoffen (te veel) ophopen, krijgt een paard spierpijn en beschadigen spieren. In eerste instantie heeft de spier dan minder kracht. Echter spieren kunnen zich goed herstellen en repareren zich zodanig, dat de spier sterker wordt na spierschade. Uiteraard hebben de spieren wel even tijd (en
voedingsstoffen) nodig om zich te herstellen.
Door training zal een paard dus gespierder worden op de plekken van de spieren die hij vaak gebruikt. Maar het blijft wel belangrijk om tijdens de training rustpauzes in te lassen (niet de hele tijd in dezelfde houding te trainen) om spieren niet te overbelasten, zodat ze (af)scheuren.
Omdat wij ruiters het natuurlijk evenwicht van een paard willen veranderen,
zullen we de spieren daarvoor moeten trainen. De spieren in de achterhand zullen
steeds sterker moeten worden om meer gewicht te kunnen dragen én dit langer vol
te houden.
zullen we de spieren daarvoor moeten trainen. De spieren in de achterhand zullen
steeds sterker moeten worden om meer gewicht te kunnen dragen én dit langer vol
te houden.
Als een paard zijn rugspieren aanspant wordt de hals omhoog getrokken en zal het paard zijn neus de lucht insteken. Daarnaast wordt de kop van het bekken naar voren getrokken, waardoor de wervelkolom hol getrokken wordt en het achterbeen minder onder de buik gezet kan worden. Daartegenover staat dat als de buikspier aangetrokken wordt, dat het bekken juist de andere kant op getrokken wordt en de achterbenen juist meer onder de buik gezet worden en de rug (enigszins) bol wordt. Dit laatste is precies wat we graag willen in de
dressuur. |
Ontspannen rugspier, helaas is de buikspier niet te zien maar deze is aangespannen (beweegt dan ook wat omhoog).
|
Aangespannen rugspier, ontspannen buikspier.
|
In de dressuur wordt vaak de naam "bovenlijn" gebruikt, hiermee worden spieren van hals tot staart en de wervelkolom bedoeld. Belangrijke spieren hierbij zijn de strekkers (zorgen voor het strekken) van de nek en hals, de rug en spieren in de achterhand. De bovenlijn moet (in een bepaalde mate) ontspannen zijn, zodat de rug niet langer hol getrokken wordt maar juist boller wordt. Dit
is nodig om de achterhand onder te brengen en zal dus bereikt worden door de buikspieren aan te spannen.
is nodig om de achterhand onder te brengen en zal dus bereikt worden door de buikspieren aan te spannen.
Wat willen we als ruiter.
De rug van een paard wordt door het ruitergewicht naar beneden geduwd (hol). Door de holle rug, kunnen achterbenen van het paard niet zo ver onder de buik gezet worden en wordt de hals opgeheven. Bij een holle rug wordt het ruitergewicht gedragen door enkele wervels die onder het zwaartepunt van het zadel liggen. Omdat de ruiter zo dicht bij de voorbenen van het paard zit, zal het meeste gewicht door deze wervels en vervolgens met de voorbenen gedragen worden.
Om de paardenrug omhoog te kunnen brengen, zal het paard zijn rugspieren moeten ontspannen (immers aanspannen= holle wervelkolom + achterbenen achter het lichaam ipv onder de buik + hals omhoog).
De bouw van een paard heeft veel invloed op het gemak (of juist niet) om het achterbeen meer onder massa te brengen (richting rijkunstig evenwicht en verzameling).
Om de paardenrug omhoog te kunnen brengen, zal het paard zijn rugspieren moeten ontspannen (immers aanspannen= holle wervelkolom + achterbenen achter het lichaam ipv onder de buik + hals omhoog).
De bouw van een paard heeft veel invloed op het gemak (of juist niet) om het achterbeen meer onder massa te brengen (richting rijkunstig evenwicht en verzameling).
De namen van de wervels bestaat uit twee delen:
De beginletter van de regio waarin ze liggen:
De beginletter van de regio waarin ze liggen:
C | cervicale (=nek/hals) wervels (zie gele botten) |
T | thoracale (=borst) wervels (zie paarse botten) |
L | lumbale (=lendegebied, na de laatste rib) wervels (zie rode botten) |
S | sacrale (=heiligbeen) wervels (zie lichtblauwe botten, ook wel kruis/ croupe |
coccygeal (=staart) wervels (zie bruine botten) |
Het hoeveelste botje in die regio (vanaf de kant van het hoofd geteld):
Cervicale wervels | C1 t/m C7 |
Thoracale wervels | T1 t/m T18 |
Lumbale wervels | L1 t/m L5 |
Sacrale wervels | S1 t/m S6 |
Coccygeal wervels | aantal 15 á 25 |